Boogfries 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Boogfries": blz. 91

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 156 ("Boogfries. Een door boogjes gevormde versiering, welke men in horizontale richting onder goot-, water- en cordonlijsten, veelal in het Romaansch, ziet toegepast. Deze boogjes hebben een kleine voorsprong en worden bij hun geboorte gedragen op kraagsteenen" - dit is de relevante tekst volledig), 159 ("Reeks van uitgemetselde bogen, rustende op draag- of kraagsteenen, zooals soms onder kroon- en gevellijsten ter versiering wordt aangebracht" - dit is de relevante tekst volledig)

- Lissok, Michael, "Von Masswerk und Bogenfries. Baugebundene Schmuckformen in der mittelalterlichen Backsteinarchitektur Norddeutschlands". In: Hansestadt Rostock. Die Sprache der Steine. Schmuckformen aus Backstein. Deel in de serie 'Gebrannte Grösse. Wege zur Backsteingotik', nr 3. Bonn (Monumente Publikationen der Deutschen Stiftung Denkmalschutz), 20042e druk(1e druk: 2002). [128 blz. ISBN 3.936942.25.0; serie 5 delen: 3.936942.22.6], hierin: blz. 42-91. Hierin "Friesformen": blz. 57-58

- Tutein Nolthenius, R.P.J., "Oud-Zutphen". In: Bouwkundig Tijdschrift, 1899 [deel 17]. Ook uitgegeven als overdruk met eigen paginering [46 blz. ISBN -]. Hierin onder "De vesting": blz. 23 (De kantelen van de stadsmuur zijn weggebroken. "Alleen zijn overgebleven de 'haaientanden', d.w.z. de boogjes, waarop rust de muurbekroning, en welke tot doel hadden door den uitstek het opstellen der stormladders te bemoeielijken" - dit is de relevante tekst volledig. De tekening toont een keperfries, volgens de tekst betreft het ook boogfriezen, waarbij kennelijk de naar beneden wijzende punten met hun kraagsteentjes als de 'haaientanden' gezien worden)